We schrijven jaren ’50 van de vorige eeuw. Utrecht is weer het wat slaperige stadsie in de provincie geworden dat het ook voor de oorlog is geweest. Het herstelt zich snel van de schande die over de stad kwam toen het jarenlang door de collaborerende NSB de ‘Stad der Beweging’ werd genoemd. Dan slaat Utrecht de weg in naar de positie van bruisend hart van Nederland. Het begint met gebiedsuitbreiding: in het oosten, noorden en zuiden snoept Utrecht stukken grond af van de buurgemeenten. Dan de ontwikkeling van nieuwe wijken: Hoograven, Kanaleneiland en Overvecht – zo verslaat Utrecht tussen 1950-1975 volksvijand nummer één: de woningnood.
En Utrecht stoot door: alles moet nieuw worden. Tot verdriet van velen gaat het Centraal Station eraan, samen met de naastgelegen Stationswijk. Er wordt zelfs een stuk singel gedempt. Alles voor de vooruitgang: de hypermoderne betonkolos Hoog Catharijne moet Utrecht tot ‘winkelhart van Nederland’ maken. Het gevolg hadden weinigen voorzien: om te overleven richt het oude centrum zich op, flinke gedeelten worden autovrij, overal komen terrassen en de voorheen ingeslapen stad wordt tot leven gewekt. Deze wonderlijke transitie wordt beschreven en in beeld gebracht in Van stadsie tot stad: Utrecht 1950-1975, door Ton van den Berg en Ad van Liempt, Utrechtse journalisten die hun stad kennen en doorgronden.